Allereerst de feiten. In 2007 krijgt de makelaar opdracht om te bemiddelen. In 2019 (de woning is op dat moment nog steeds niet verkocht) vraagt de makelaar om een kopie paspoort van de verkoper en zijn partner. Na een controle zou namelijk zijn gebleken dat een kopie paspoort in het verkoopdossier ontbreekt. Daarna ontstaat een vervelende discussie met de verkoper. De verkoper weigert kortweg om een kopie van zijn legitimatiebewijs toe te sturen. Volgens de verkoper zou diens identiteit al zijn vastgesteld bij de totstandkoming van de bemiddelingsopdracht in 2007 en zou latere Wwft-regelgeving niet relevant zijn. Los daarvan zou volgens de verkoper met een vereenvoudigd cliëntonderzoek volstaan kunnen worden.
Woning uit verkoop
In haar berichtgeving erkent de makelaar (onder meer) dat er geen verplichting bestaat tot het verstrekken van een kopie identiteitsbewijs, maar dat de makelaar desondanks verplicht is tot vastlegging van een aantal gegevens uit het identiteitsbewijs. Daarbij maakt het niet uit dat de bemiddelingsovereenkomst al eerder is gesloten. Desgewenst biedt de makelaar aan om langs te komen en de benodigde (identiteits)gegevens van de verkoper vast te leggen. Echter, ook hieraan wil de verkoper niet meewerken. De makelaar ziet zich om die reden genoodzaakt de bemiddelingsovereenkomst te beëindigen en de woning uit de verkoop te halen. De verkoper is het daarmee oneens en stapt naar de rechter.
Uitspraak rechtbank
In een bodemprocedure stelt de verkoper zich op het standpunt dat de makelaar onrechtmatig heeft gehandeld en/of wanprestatie heeft gepleegd door de bemiddelingsovereenkomst eenzijdig te beëindigen en aansprakelijk is voor de door verkoper te lijden schade. De rechtbank wijst de vorderingen van de verkoper af. De verkoper laat het daar echter niet bij zitten en gaat in hoger beroep.
Uitspraak hof
Volgens het hof gaat het standpunt van verkoper, dat op grond van een vereenvoudigd onderzoek identificatie en verificatie achterwege hadden kunnen blijven, niet op. Ook in het geval van een vereenvoudigd cliëntenonderzoek moet de identiteit worden gecontroleerd en geverifieerd en moeten de identificatiegegevens worden vastgelegd (zie artikel 6 lid 4 juncto artikel 16 lid 1 en 2 Wwft). Dat in dit geval een ongebruikelijke transactie nog niet aan de orde was, doet volgens het hof niet ter zake; de bedoelde gegevens moeten al op voorhand worden vastgelegd opdat die bij de (onverwijlde) melding kunnen worden verstrekt. Het zou contraproductief zijn als de instelling deze gegevens nog boven water zou moeten krijgen op het moment dat de noodzaak tot het doen van een melding zich al voordoet.
Het hof wil wel aannemen dat verkoper zich bij het verlenen van de opdracht in 2007 heeft moeten identificeren met een identiteitsbewijs, maar dat ook vastlegging van de identificatiegegevens heeft plaatsgevonden blijkt nergens uit. Daarbij komt dat ook als vastlegging van de identificatiegegevens in 2007 wél zou hebben plaatsgevonden, de wens van de makelaar om na ruim twaalf jaar de gegevens opnieuw te controleren en vast te leggen volkomen redelijk was. Twaalf jaar is voor een bemiddelingsovereenkomst als de onderhavige exceptioneel lang en in het licht daarvan is het gerechtvaardigd dat de makelaar (opnieuw) wilde onderzoeken en documenteren met welke partij zij te maken had. De Wwft verplicht de makelaar daartoe ook, aldus het hof.
De makelaar stond dus in haar recht toen zij verkoper verzocht haar de gelegenheid te bieden zijn identiteit te verifiëren en de gegevens van zijn identiteitsbewijs vast te leggen. Hieraan doet niet af dat verkoper meent dat de makelaar dat al veel eerder had behoren te doen. Ook als de makelaar met het vervullen van deze verplichting achterstallig was, kan dat nooit tot gevolg hebben dat de makelaar het ‘recht’ had verwerkt het cliëntenonderzoek alsnog uit te voeren. Doordat de makelaar de verkoper meermaals in de gelegenheid heeft gesteld om mee te werken aan het gevraagde onderzoek, maar uit de reacties van de verkoper (of het ontbreken daarvan) geen blijk was van enige bereidwilligheid om binnen redelijke termijn mee te werken aan het cliëntonderzoek, heeft de makelaar de bemiddelingsovereenkomst op goede gronden opgezegd. Ook het hof wijst de vorderingen van de verkoper dus van de hand.
Conclusie
Dit arrest illustreert het belang van een zorgvuldige vastlegging van de identiteitsgegevens van een opdrachtgever in het kader van de Wwft. Een opdrachtgever kan niet worden verplicht een kopie van zijn legitimatiebewijs toe te sturen, maar het moet voor de opdrachtnemer wel mogelijk zijn om de identiteit van de opdrachtgever vast te stellen en diens identificatiegegevens vast te leggen. Indien een opdrachtgever weigert hieraan mee te werken, geeft dit de opdrachtnemer een goede grond om de overeenkomst te beëindigen. Toch goed om te weten, gelet op de discussies die in de praktijk op dit onderdeel kunnen ontstaan. Ten overvloede wordt er nog op gewezen dat dergelijke geschillen niet onder de dekking van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering vallen. Wel kan het verstandig zijn om, voorafgaand aan de beëindiging, even een jurist te raadplegen.
Zie voor de volledige uitspraak:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2022:301
Auteur
Daniël Brand, Hemwood