Verjaring: een ouderwetse burenruzie


9 maart '22 - Wij zijn na bijna twee jaar bijna uit de Corona-pandemie (nee, dit is niet het 100steartikel over Corona en recht). Waar veel mensen alleen maar bezig waren met quarantaine, zelftesten en het beleid van Hugo (Ernst), waren er (gelukkig?) ook andere mensen die in deze tijd een “landjepik” burenruzie in de rechtbank uitvechten.

Wat was er aan de hand? A heeft de eigendom van een huis met tuin. De rechtsvoorganger van buurman B (met een tuin die grenst aan de tuin van A) scheidt in 1968 een deel van de tuin van A (een strookje van ca. 60 cm. breed) af met paaltjes met een draad ertussen (een hek dus). Vast staat dat (de rechtsvoorganger van) B het strookje onderhield, en dat A niet zomaar toegang meer had tot het strookje. Juridisch is A echter van oudsher eigenaar van het strookje. A vordert dan ook het strookje terug van B, die op zijn beurt weigert mee te werken. Kortom, een ouderwetse verjaringskwestie.

Verjaring

Om te beoordelen of B een geslaagd beroep kan doen op verjaring, is een aantal zaken van belang. Allereerst: er moet sprake zijn van i) (onafgebroken) bezit van B, ii) voor een termijn van 10 (bij goede trouw van B) en 20 jaar (bij kwade trouw). Van “bezit” is sprake als (in dit geval) B (samen met zijn rechtsvoorganger) het strookje “ondubbelzinnig, onafgebroken en openbaar” heeft gehouden voor zichzelf. Kortom: B (en zijn rechtsvoorganger) moet(en) zich hebben gedragen als eigenaar, en het moet voor iedereen duidelijk zijn dat B pretendeert eigenaar te zijn. N.B. daarvan is in ieder geval geen sprake als A B zou hebben toegestaan om het strookje te lenen, ook al zet B hieromheen vervolgens een hoog hek.

Van dergelijk “bezit” was met de plaatsing van het hek sprake: het strookje werd (sinds plaatsing van de paaltjes in 1968) alleen maar door B en zijn rechtsvoorgangers gebruikt (en kon ook alleen maar door B gebruikt worden). Dat bezit moet vervolgens ook “onafgebroken” zijn gedurende de verjaringstermijn. Aangezien de verjaringstermijn voor bezit te kwader trouw verstreken was (zelfs rekening houdende met de langere verjaringstermijn die op basis van oudere wetgeving gold), werd aangenomen dat B door “bevrijdende verjaring” de eigendom van het strookje heeft verkregen. Dat berekent ook dat de vordering van A om het strookje terug te krijgen, verjaard is. Daarbij is dus niet van belang dat B maar een deel van de verjaringstermijn het bezit van het strookje heeft gehad: de jaren waarover zijn rechtsvoorganger het strookje in bezit had, tellen volledig mee.

Arrest 2017

Geïnspireerd door een arrest van de Hoge Raad uit 2017, probeert A nog via een omweg het strookje terug te krijgen. De Hoge Raad heeft toen geoordeeld dat – hoewel de vordering om het strookje terug te claimen, verjaard kan zijn – het (te kwader trouw) in bezit nemen van andermans perceel zonder recht of titel, een onrechtmatige daad kan opleveren. De oorspronkelijke eigenaar kan dan – ondanks dat de eigendom is overgegaan – schadevergoeding vorderen, en – in plaats van geld – schadevergoeding in natura vorderen. Dat betekent in concreto: teruggave van het ingepikte strookje. Dat gaat echter alleen op als de vordering gericht wordt tegen degene die het strookje (onrechtmatig) in bezit heeft genomen, en niet tegen degene die “slechts” een onrechtmatige situatie in stand heeft gehouden. Aangezien B het strookje niet in bezit heeft genomen, strandde ook deze vordering van A.

Conclusie

Kortom, de uitkomst is niet heel opzienbarend. Deze uitspraak van de Rechtbank Limburg geeft echter wel een goed inzicht in de problematiek rondom verjaring, en daarnaast in de spelregels om het perceel van de buurman in eigendom te verkrijgen.

 

Auteur
Midas Lagerweij, advocaat vastgoed Dentons
Midas Lagerweij auteur Dentons