10 oktober 2018 - Het komt veelvuldig voor dat taxateurs worden benaderd door meerdere partijen die een gezamenlijke taxatieopdracht geven. Dit kan ook in een gerechtelijke procedure als partijen van mening verschillen over de waarde van een object. Er zijn grofweg dus twee smaken mogelijk: de taxateur wordt als deskundige benoemd door de rechtbank of partijen benoemen gezamenlijk een taxateur buiten de rechtbank om. De benoeming van een taxateur door de rechtbank is met allerlei vormvoorschriften omkleed. De rechtbank heeft de regie en partijen mogen enkel input leveren (bijvoorbeeld qua onderzoeksvragen of qua persoon). Maar het is uiteindelijk de rechter die beslist. Bij een benoeming door partijen zelf is dat anders. Het betreft eigenlijk niets meer dan een “gewone” taxatieopdracht door twee opdrachtgevers. Wat nu als een van de opdrachtgevers het niet eens is met de gang van zaken en de opdracht tijdens het taxatieproces intrekt? Onlangs heeft de tuchtrechter over een dergelijke situatie duidelijkheid verschaft.
Wat was er aan de hand? Man en vrouw liggen in scheiding. Zoals wel vaker bij scheidingen het geval is, hebben zij daarbij (onder meer) ruzie over de verdeling van de gezamenlijk boedel. Tot de boedel behoort een appartement dat wordt verhuurd. Er zijn inmiddels al zo’n drie taxaties van het appartement verricht, maar toch verschillen de man en vrouw nog steeds van mening over de waarde. Op voorstel van de rechtbank benoemen partijen gezamenlijk een taxateur die de waarde van het appartement in verhuurde en onverhuurde staat in kaart dient te brengen.
De opdracht
Nadat partijen het eens zijn geworden over de betreffende taxateur, neemt een van de advocaten van partijen contact met die taxateur op en vraagt hem “zo spoedig mogelijk” een taxatie te verrichten. Daarbij wordt aangegeven dat namens de man een deskundige aanwezig zal zijn bij de inspectie. De taxateur accepteert de opdracht en gaat direct aan de slag. Eén week na acceptatie van de opdracht inspecteert de taxateur het object op het afgesproken tijdstip. De adviseur van de man is in geen velden of wegen te bekennen en neemt ook zijn telefoon niet op. De taxateur besluit daarop zijn inspectie toch door te zetten omdat er kennelijk haast is geboden bij de taxatie. De vrouw is wel aanwezig bij de inspectie van het object, maar blijft keurig buiten wachten.
Als de man één dag later hoort dat de inspectie heeft plaatsgevonden zonder aanwezigheid van zijn deskundige, geeft hij, bij monde van zijn advocaat, aan dat dat tegen de afspraak in is en verzoekt hij de taxateur geen werkzaamheden meer te verrichten. Daarna barst een discussie los tussen de advocaten. De advocaat van de vrouw verzoekt de taxateur zijn opdracht alsnog spoedig af te ronden, de advocaat van de man trekt de opdracht aan de taxateur (eenzijdig) in en geeft aan dat hij geen werkzaamheden meer mag verrichten. De taxateur hakt uiteindelijk zelf de knoop door, besluit zijn opdracht af te ronden en brengt alsnog een taxatierapport uit. De man dient daarop een tuchtklacht in.
De raad
De Raad geeft in haar uitspraak aan dat er geen algemene regel geldt dat bij echtscheidingen beide partijen bij de inspectie van het object aanwezig moeten zijn. De Raad acht het begrijpelijk dat de taxateur zijn opname heeft doorgezet. Dat de taxatie onjuist c.q. onzorgvuldig zou zijn of dat een van de partijen zou zijn benadeeld bij de uitvoering van de taxatie, is niet aan de orde. De Raad gaat niet in op de vraag of sprake is van een rechtsgeldige intrekking van de gezamenlijke taxatieopdracht door het enkele daartoe strekkende verzoek van de man. De beantwoording daarvan is volgens de Raad voorbehouden aan de civiele rechter.
Een en ander neemt volgens de Raad niet weg dat de taxateur namens een van zijn opdrachtgevers was verzocht om geen verdere activiteiten meer te verrichten, welk verzoek gevolgd werd door een intrekking van zijn opdracht. De Raad meent dat het daarom op de weg van de taxateur had gelegen zijn opdracht vervolgens tot nader order op te schorten, al dan niet gecombineerd met het verzoek aan partijen hem te laten weten hoe de opdracht verder moet worden afgewikkeld. In dat verband wijst de Raad op Regel 1 en Regel 8 van de Erecode. Die regels heeft de taxateur miskend, aldus de Raad. De klacht van de man wordt dan ook gegrond verklaard. Gelet op de bijzondere omstandigheden legt de Raad echter geen tuchtrechtelijke maatregel op aan de taxateur.
Het oordeel van de Raad lijkt op twee gedachten te hinken. Enerzijds oogt de Raad begrip te hebben voor de situatie waarin deze taxateur zich bevindt (waarbij hij ofwel door de hond of door de kat wordt gebeten). Anderzijds is de Raad kennelijk van mening dat een taxateur in zo’n geval niet zelf een knoop mag doorhakken en dat (maar) aan partijen moet overlaten. Een oordeel dat in lijn is met de tuchtrechtspraak voor het notariaat op dit punt. Ook daar geldt dat zodra partijen van mening verschillen over de uitvoering van een (rechts)handeling, de notaris zijn werk dient neer te leggen totdat hij een eenduidige instructie krijgt van partijen of de rechter (meestal in kort geding).
Volgens de tuchtrechter geldt dat dus ook voor taxateurs. Indien sprake is van een gezamenlijke opdracht door partijen en zij over uitvoering daarvan van mening verschillen (en tegengestelde instructies geven) dan is het devies: pens down!
Auteur:
daniel.brand@dentons.com