18 december '24 - Verzekeraars kennen bij het afsluiten van een verzekering een aantal zogenaamde slotvragen. De aanvrager is verplicht deze vragen juist en volledig te beantwoorden en er mag niets worden verzwegen wat voor de verzekeraar van belang kan zijn. Hiermee wordt voldaan aan de mededelingsplicht. Verzekeraars verbinden gevolgen aan de onjuiste of onvolledige beantwoording van deze slotvragen. Kan dat betekenen dat er geen schadevergoeding wordt uitgekeerd?
Feit of fabel: Geen recht op schadevergoeding bij het onjuist doorgeven van het strafrechtelijk verleden
Strafrechtelijk verleden
Eén van de bekendste slotvragen is de vraag naar het strafrechtelijk verleden. Een verzekeraar stelt deze vraag om te achterhalen hoe groot het ‘moreel risico’, de betrouwbaarheid van de aanvrager is. Op basis hiervan beoordeelt de verzekeraar of hij wel of geen verzekering wil afgeven.
Artikel 7:928 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft de wettelijke basis om te mogen vragen naar het strafrechtelijk verleden. Het gaat om strafrechtelijke feiten die hebben plaatsgevonden in de 8 jaren voorafgaand aan de aanvraag. Deze termijn mag niet worden verlengd. Het is immers niet de bedoeling dat verzekeringnemers hun leven lang achtervolgd worden door hun strafrechtelijk verleden.
Het is aan de verzekeraar de juiste slotvraag te formuleren die voor de acceptatie van belang is. Als er niet gevraagd wordt naar een strafrechtelijk verleden hoeft de verzekeringnemer daar ook niets over te zeggen. De verzekeraar moet daarover een duidelijk gerichte vraag te stellen.
Voorbeelden van vragen die in de praktijk voorkomen zijn:
1. ‘Bent u in de afgelopen 8 jaar in aanraking gekomen met politie en/of justitie?’
óf
2. ‘Is er in de afgelopen 8 jaar sprake geweest van een veroordeling (ongeacht de opgelegde straf) of een strafbeschikking of een transactie (beide voor een taakstraf van meer dan 20 uur), of aanraking met justitie ter uitvoering van een opgelegde (straf)maatregel in verband met bovenstaande, of een uitgebrachte dagvaarding in een lopende procedure, alles ter zake van een misdrijf?’
De eerste variant laat veel ruimte voor interpretatie. Zelfs als u zonder licht op uw fiets rijdt kunt u immers al in aanraking komen met de politie.
De tweede variant kadert het juist weer erg in waardoor zaken die net buiten de vraagstelling vallen niet vermeld hoeven worden.
De vraagstelling bepaalt dan ook in sterke mate de wijze van beantwoorden.
Ja
Wat zijn dan de consequenties als de vraag over het strafrechtelijk verleden met ‘ja’ wordt beantwoord?
Sommige verzekeraars hanteren dan een strak acceptatiebeleid. Wordt er aangegeven dat er sprake is van een strafrechtelijk verleden dan is er per definitie geen mogelijkheid om een verzekering af te sluiten. Maar is de aanvrager in aanraking geweest met de politie en was deze slechts verdachte zonder veroordeling dan rechtvaardigt dat eigenlijk niet altijd een weigering.
Bij de Vereende is overigens het enkele feit dat er sprake is van een strafrechtelijk verleden geen basis voor een afwijzing van een aanvraag. Wij proberen juist voor deze risico’s, die bij andere verzekeraars ‘buiten de boot’ vallen, een passende verzekeringsoplossing te vinden.
Nee
Wordt er ‘nee’ geantwoord en zijn de overige vragen op het aanvraagformulier geen reden om een verzekering te weigeren, dan zal de overeenkomst tot stand komen.
Maar een ‘nee’ antwoord kan ook betekenen dat men niet goed heeft stil gestaan bij deze vraag en ‘nee’ heeft geantwoord, terwijl het ‘ja’ moest zijn.
Wat zijn dan de consequenties als de verzekeraar dit ontdekt? Op grond van artikel 7:929, lid 1 BW heeft de verzekeraar dan 2 maanden, na het ontdekken, de tijd om de verzekeringnemer te wijzen op de gevolgen. Afhankelijk van het geval valt er te denken aan; opzeggen van de verzekering (bij opzettelijke misleiding, verzwijging) en niets of minder uitkeren bij schade.
Feit of fabel
Dan nu terug naar de stelling; Geen recht op schadevergoeding bij het onjuist doorgeven van het strafrechtelijk verleden. Dit is een fabel.
Niet in alle gevallen is het weigeren van een schadevergoeding door de verzekeraar vanwege een verzwegen strafrechtelijk verleden terecht.
Zoals eerder genoemd, heeft de verzekeraar 2 maanden de tijd om te wijzen op de gevolgen van het niet juist invullen van de vraag over het strafrechtelijk verleden. Maar is de termijn van 2 maanden verstreken dan kan de verzekeraar een schadevergoeding niet zondermeer weigeren.
Daarnaast vermeldt artikel 7:930 lid 2 BW dat er wel een uitkering plaats moet vinden als de niet of onjuist meegedeelde feiten van geen belang zijn voor de beoordeling van het risico, zoals dit zich heeft verwezenlijkt.
Stel: Verzekeringnemer heeft een woonhuisverzekering en claimt een stormschade. Er blijkt een veroordeling te zijn wegens het rijden onder invloed die hij niet heeft doorgegeven omdat hij dacht dat dat niet relevant was voor de woonhuisverzekering.
Dit feit zal zeer waarschijnlijk van geen belang zijn geweest voor de beoordeling van het risico en de stormschade zal vergoed worden.
Is er sprake van feiten die wel van belang waren? Dan kan de verzekeraar de uitkering verminderen op basis van de kennis van de ware stand van zaken artikel 7:930, lid 3 BW.
Ook kan een verzekeraar de verzekering opzeggen als zij deze bij kennis van de ware stand van zaken niet zou zijn aangegaan artikel 7:930 lid 4 BW.
Auteur
Willem Jonkman, Senior specialist verzekeringstechniek