Is een assurantieadviseur aansprakelijk als hij niet bekend is met alle bedrijfsactiviteiten van zijn klant?


De verplichting van een assurantieadviseur om de bedrijfsactiviteiten van de klant te inventariseren.

24 maart 2021 - Als een assurantieadviseur aansprakelijk wordt gesteld, omdat een bepaalde bedrijfsactiviteit niet verzekerd is op zijn bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB) dan gaat het in de procedure meestal om de volgende twee punten.

De verzekerde hoedanigheid

Op het polisblad van een AVB staat altijd een verzekerde hoedanigheid genoemd. Uit de verzekerde hoedanigheid moet blijken welke activiteiten  een bedrijf verricht. Dat is de onderneming die is verzekerd. Als blijkt dat de verzekerde een ander soort onderneming drijft (of andere bedrijfsactiviteiten verricht) dan aan de verzekeraar was doorgegeven en als verzekerde hoedanigheid is genoteerd op het polisblad, dan is die andere onderneming of bedrijfsactiviteit in beginsel niet verzekerd. De verzekerde hoedanigheid moet dus de lading dekken.

Passendheid van de verzekering

Van een assurantieadviseur die een verzekering adviseert, mag worden verwacht dat die verzekering passend is. Of er sprake is van een passende verzekering is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval waaronder de doelstellingen en risicobereidheid van de verzekeringnemer, alsmede de premie, de alternatieven en de met de assurantieadviseur gemaakte afspraken. Dat er niet in alle gevallen dekking bestaat, maakt nog niet dat een verzekering  als niet passend moet worden aangemerkt.

Daaronder zit echter een ander onderwerp verstopt dat veel minder aandacht krijgt in de rechtspraak. Wat als de assurantieadviseur van een bepaalde specifieke bedrijfsactiviteit geen weet heeft?

Dit onderwerp komt minder uitgebreid aan bod in de jurisprudentie dan u wellicht zou denken.  Hierna kort twee verschillende uitspraken waar dat onderwerp wel aan bod kwam.  

 

Twee voorbeelden

De Hoge Raad oordeelde in 2012 over een uitspraak van het hof in Den Bosch. In die zaak speelde een aantal discussies. Een daarvan was dat een boomkweker na een schade stelde niet te zijn geadviseerd over de mogelijkheid aanwezig zaaigoed te verzekeren. De assurantieadviseur verweerde zich door te stellen van de aanwezigheid van zaaigoed niet te weten, omdat dit niet was verteld door de boomkweker. Het hof oordeelde dat mede gezien de langdurige relatie tussen de twee, de veelvuldige bezoeken van de assurantieadviseur aan de onderneming van verzekerde en het feit dat de assurantieadviseur ook huisbankier was en in die rol over aanvullende stukken beschikte de boomkweker er op mocht vertrouwen dat de assurantieadviseur van het zaaigoed afwist. De Hoge Raad liet dit oordeel in stand.[1]

In 2016 verwees een groothandel in bloemen en planten naar de hiervoor genoemde uitspraak, nadat dekking bleek te ontbreken voor een lading rotte waterlelies afkomstig uit China. De boomkweker stelde dat de assurantieadviseur waar hij al lang zaken mee deed had moeten weten dat de groothandel ook zaken deed in China. De rechtbank oordeelde echter dat het in dat geval aan de groothandel zelf was om haar verzekeringsadviseur te vertellen dat er ook waterlelies uit China werden geïmporteerd. Het kon de assurantieadviseur niet worden verweten daar geen weet van te hebben.[2]

De assurantieadviseur hoeft dus niet alles te weten. Maar hoe ver gaat de verplichting van de assurantieadviseur om de bedrijfsactiviteiten van zijn klant te achterhalen? Wat moet daarover worden vastgelegd in het dossier?

Recent heeft het hof in Amsterdam daarover geoordeeld. Wat was daar aan de hand?

Gerechtshof Amsterdam 17 november 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3103

De klant had een bedrijf dat zich bezighield met de handel in onder andere vorkheftrucks. De vorkheftrucks werden ook verhuurd.

Via haar vorige assurantieadviseur heeft de klant in 2003 een AVB afgesloten bij Aegon. De AVB bevatte een uitsluiting voor schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig, tenzij het ging om schade toegebracht met of door zaken die kortgezegd worden geladen. Daarnaast was een opzichtclausule opgenomen die schade uitsloot aan zaken die verzekerde vervoert, bewerkt, behandelt of om een andere reden onder zich heeft.

In 2006 heeft de huidige assurantieadviseur de bemiddeling overgenomen.

In 2010 heeft de verzekerde de opdracht gekregen met een vorkheftruck en chauffeur op locatie een kist te lossen met daarin een printer van 5.000 kg. Bij het lossen is de vorkheftruck vervolgens tegen het naastgelegen pand aangevallen en zijn het pand, de kist en de inhoud beschadigd geraakt. De schade aan de inhoud van de kist bedroeg circa € 140.000,--.

De eigenaar van de printer heeft vervolgens de verzekerde aansprakelijk gesteld. De aansprakelijkstelling is gemeld. De AVB-verzekeraar heeft dekking geweigerd voor de schade aan de kist en de inhoud, omdat die schade viel onder de uitsluiting in de opzichtclausule. De schade aan het pand werd wel gedekt onder de insluiting van de motorrijtuigenclausule.

Na een procedure waarbij de benadeelde de verzekerde en de chauffeur aansprakelijk had gesteld, komt het tot een procedure tussen de verzekerde en zijn verzekeringsadviseur. Centraal staat het verwijt dat het de assurantieadviseur bekend had moeten zijn dat er ook vorkheftrucks met chauffeur werden verhuurd door verzekerde. De verzekeringsadviseur had, volgens verzekerde, een AVB zonder opzichtclausule moeten adviseren, zodat schade zoals deze zou zijn gedekt.              

De assurantieadviseur gaf aan niet te hebben geweten dat er ook vorkheftrucks met chauffeur werden verhuurd. Als er alleen een vorkheftruck werd verhuurd aan een derde speelde de opzichtclausule niet, omdat kortgezegd de verzekerde dan geen goederen onder zich had.

Bij de rechtbank zag het geschil op de vraag of het mogelijk zou zijn geweest een verzekering zonder opzichtclausule te krijgen. Dit kon de klant toen niet aantonen.[3] In hoger beroep kwam de klant met nieuwe informatie waaruit bleek dat dit toch zou hebben gekund.

Het hof gaat daarom in op de vraag hoe ver een assurantieadviseur moet gaan om te achterhalen welke bedrijfsactiviteiten de verzekerde allemaal heeft. Het hof stelt voorop dat verzekerde erkent niet te hebben verteld aan de assurantieadviseur dat er ook vorkheftrucks met chauffeur werden verhuurd, dat de betrokken relatiebeheerder geen stukken onder ogen heeft gekregen waaruit dit bleek of dat het op een andere manier bekend had moeten zijn.

De assurantieadviseur heeft aan de hand van een verklaring van de betrokken relatiebeheerder verder voldoende concreet uitgelegd hoe invulling aan de zorgplicht is gegeven, welke verzekeringen en risico’s zijn besproken en wat er is geadviseerd. Het hof oordeelt nog expliciet dat een assurantieadviseur niet verplicht is de bedrijfsactiviteiten schriftelijk ter verificatie voor te leggen aan de klant (en in het dossier te houden). 

Het hof oordeelt daarom dat in dit geval geen sprake is van een zorgplichtschending van de assurantieadviseur. De verzekering was gezien de bij de assurantieadviseur bekende informatie passend. De zorgplicht van de assurantieadviseur gaat niet zover dat hij ook moet waarschuwen voor een risico waarvan de assurantieadviseur niet op de hoogte was of behoorde te zijn.

Praktische tips

Tot de taken van een assurantieadviseur die als bemiddelaar en adviseur voor een AVB optreedt, behoort dus het inventariseren van de aard en de omvang van de bedrijfsactiviteiten. Maar dat zal geen nieuws zijn.

Die verplichting van de assurantieadviseur gaat niet zo ver dat een assurantieadviseur automatisch aansprakelijk is als hij niet op de hoogte is van bepaalde bedrijfsactiviteiten of als de geïnventariseerde bedrijfsactiviteiten niet ter verificatie zijn voorgelegd aan de klant. Een assurantieadviseur mag in principe afgaan op de volledigheid van door de klant verstrekte informatie en hoeft die informatie niet te toetsen als daar geen duidelijke aanleiding voor bestaat. Dat is alleen in bijzondere situaties anders. 

Het is trouwens wel aan te raden de inventarisatie van de bedrijfsactiviteiten van een klant vast te leggen in het dossier. Anders moet bij discussie worden teruggevallen op het geheugen van de betrokken adviseur over wat er wanneer precies is besproken met de klant. Dat kan tot problemen leiden, zeker als gebeurtenissen zich langer geleden hebben afgespeeld.

In dit geval wist de betrokken relatiebeheerder zich nog goed te herinneren wat er wanneer was besproken.

Auteur
Martijn Maas (JPR Advocaten)

auteur JPR Martijn Maas