5 november '24 - Als dekking ontbreekt bij een brandverzekering, kijkt de verzekeringnemer vaak naar de rol van de assurantieadviseur. Bij beurspolissen spelen beursmakelaars ook een rol. Beursmakelaars staan meer op afstand van de verzekeringnemer. Toch kunnen ook zij bij fouten aansprakelijk en schadeplichtig zijn jegens de verzekeringnemer, zo volgt uit een recente uitspraak van de Rechtbank Rotterdam [1] in een zaak waarin een verzekeringnemer werd geconfronteerd met het ontbreken van dekking door fouten van zowel de assurantieadviseur als de beursmakelaar.
De assurantieadviseur en beursmakelaar
Het komt vaker voor dat een assurantieadviseur voor het verkrijgen van een voor zijn klant gewenste dekking een beursmakelaar inschakelt om het risico, vaak in co-assurantie, op de beurs onder te brengen. In die samenwerking wordt de assurantieadviseur aangeduid als ‘servicing broker’ en de beursmakelaar als ‘placing broker’. De assurantieadviseur handelt met de klant. Tussen de assurantieadviseur en de klant is sprake van een overeenkomst van opdracht. De beursmakelaar is opdrachtnemer én hulppersoon van de assurantieadviseur. De beursmakelaar heeft geen contractuele relatie en geen rechtstreeks contact met de verzekeringnemer. De beursmakelaar is daardoor afhankelijk van de informatie die hij van de assurantieadviseur ontvangt. Dit uitgangspunt speelt een rol in de discussie waar de Rechtbank Rotterdam over oordeelde.
Kern van de discussie
Op 1 juni 2019 is bij een vergistingsbedrijf (hierna: klant) brand uitgebroken in de biogasinstallatie. Het te verzekeren risico van de klant was via de beurs ondergebracht bij meerdere verzekeraars. Kort voor de brand, op 11 april 2019, was aan de klant medegedeeld dat vanaf dat moment geen enkele dekking meer bestond voor de biogasinstallatie. Ten tijde van de brand had het vergistingsbedrijf dus geen aanspraak op dekking onder de brandverzekering. Bij het ontbreken van deze dekking hebben de assurantieadviseur en de beursmakelaar een rol gespeeld. De rechtbank moest oordelen over de vraag of en in welke mate de assurantieadviseur en de beursmakelaar aansprakelijk en schadeplichtig zijn voor de schade als gevolg van het ontbreken van dekking.
Welke gebeurtenissen zijn relevant?
In de aanloop naar de brand zijn de volgende gebeurtenissen van belang. In opdracht van de verzekeraars wordt op 19 juni 2017 een risico-inspectie uitgevoerd bij de klant. In een rapport van 6 oktober 2017 zijn 5 preventiemaatregelen benoemd om het brandrisico te beperken. 4 maatregelen hebben een dwingend karakter. De beursmakelaar stuurt de assurantieadviseur dit rapport en die stuurt het op 13 oktober 2017 door aan de klant. De assurantieadviseur wijst er daarbij op dat de preventiemaatregelen uit het rapport moeten worden uitgevoerd. Vervolgens vraagt de beursmakelaar de assurantieadviseur meermaals (op 1 maart 2018, 4 juni 2018, 9 juli 2018) of de preventiemaatregelen zijn uitgevoerd. Een reactie daarop blijft uit. Bij de laatste herinnering op 28 augustus 2018 waarschuwt de beursmakelaar de assurantieadviseur dat het uitblijven van acties om de aanbevelingen uit te voeren gevolgen kan hebben voor de polis.
Vervolgens hebben drie verzekeraars, samen verantwoordelijk voor 45% van de verzekeringsdekking, tijdig per 1 januari 2019 de brandverzekering opgezegd. Op 3 oktober 2018 stuurt de beursmakelaar deze opzegging naar de assurantieadviseur, met het verzoek in overleg te treden om de vrijgevallen verzekeringsaandelen op te vullen. Ook daarop volgt geen reactie van de assurantieadviseur. Op 28 november 2018 bericht de beursmakelaar de assurantieadviseur na onderzoek geen mogelijkheden te zien het risico elders onder te brengen en dat de polisdekking per 1 januari 2019 vervalt.
Op 31 december 2018 bericht de beursmakelaar, zonder verder overleg met de assurantieadviseur, de verzekeraars die samen een aandeel van 55% van de verzekeringsdekking hebben dat de polis niet zal worden voortgezet per 1 januari 2019. De verzekeraars ondertekenen daarop het royementsaanhangsel dat de beursmakelaar op 24 januari 2019 naar de assurantieadviseur stuurt. Vijf dagen later komt de assurantieadviseur in actie en bericht hij de beursmakelaar dat de 55% dekking weer hersteld moet worden. Hiervoor is een nieuwe inspectie gepland op 19 maart 2019. Uit het hierop volgende nieuwe inspectierapport blijkt dat de klant nog steeds preventiemaatregelen moet nemen. De voorlopige dekking die de verzekeraars in de maand februari hadden gegeven, is op 26 maart 2019 en 8 april 2019 opgezegd.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de verzekeraars geen dekking hoeven verlenen voor de brandschade, maar dat zowel de beursmakelaar als de assurantieadviseur fouten hebben gemaakt. 45% van de dekking ontbreekt doordat de verzekeraars tijdig de verzekering hebben opgezegd. De overige 55% dekking ontbreekt omdat de beursmakelaar heeft opgezegd. In beide gevallen speelt de vraag of de dekking is komen te vervallen door fouten van de assurantieadviseur, de beursmakelaar, of beiden.
Het 45% verzekeringsdeel
De klant verwijt de assurantieadviseur dat hij zijn zorgplicht heeft geschonden door het inspectierapport niet aan hem te versturen en de herhaalde herinneringen van de beursmakelaar over het uitvoeren van de preventiemaatregelen niet aan hem mede te delen. De rechtbank oordeelt dat vaststaat dat de assurantieadviseur het inspectierapport aan de klant heeft gestuurd en dat het ook is ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank gaat de zorgplicht van de assurantieadviseur dan niet zo ver dat hij de klant bij de hand moet nemen om de ontvangen aanbevelingen te implementeren. Het geven van opvolging daaraan is de taak en verantwoordelijkheid van de klant. Dat de opvolging niet is gebeurd, is niet te wijten aan een fout van de assurantieadviseur.
Wat de assurantieadviseur naar het oordeel van de rechtbank wel kan worden verweten, is dat hij de herhaalde herinneringen over het opvolgen van de maatregelen, die de beursmakelaar de assurantieadviseur heeft gestuurd, niet heeft doorgeleid aan de klant, ook niet toen de beursmakelaar waarschuwde dat het niet opvolgen van de maatregelen zou leiden tot gevolgen voor de verzekering en zelfs niet toen de beursmakelaar de opzegging door de verzekeraars doorgaf. Deze berichten zien op de dekking en die berichten moet de assurantieadviseur adequaat behandelen. Dat is niet gebeurd. De rechtbank oordeelt weliswaar dat sprake is van een toerekenbare fout, maar de fout leidt in dit geval niet tot schade. De klant heeft namelijk onvoldoende kunnen aantonen dat hij, als hij de berichten wel zou hebben ontvangen, in actie zou zijn gekomen en de preventiemaatregelen tijdig zou hebben opgepakt. Causaal verband tussen de fout en de schade ontbreekt dus.
De klant spreekt ook de beursmakelaar aan, niet op grond van een zorgplichtschending (tussen de klant en de beursmakelaar speelt immers geen overeenkomst) maar op grond van onrechtmatige daad. De klant verwijt de beursmakelaar dat hij ten onrechte aan steeds dezelfde medewerker van de assurantieadviseur berichten is blijven sturen, terwijl deze medewerker niet reageerde. De rechtbank oordeelt dat de beursmakelaar daarmee onzorgvuldig heeft gehandeld. Als redelijk handelend beursmakelaar had hij op andere wijze reactie moeten proberen te krijgen van de assurantieadviseur, in plaats van steeds opnieuw naar hetzelfde e-mailadres een bericht te sturen. Of de beursmakelaar jegens de klant aansprakelijk is, blijft vanwege het ontbrekende causale verband echter in het midden.
[1] Rechtbank Rotterdam 25 september 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:9348, Rechtbank Rotterdam 18 oktober 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:9629 (deelvonnis). De meeste relevante overwegingen zoals wij die bespreken in dit blog, volgen uit het deelvonnis.
Het 55% verzekeringsdeel
De klant verwijt de beursmakelaar ook dat hij zonder goede reden op eigen initiatief is overgegaan tot het opzeggen van de resterende 55% van de verzekering per 1 januari 2019. Met de klant is de rechtbank van oordeel dat stilzwijgen vanuit de assurantieadviseur in dit geval niet de aanname van de beursmakelaar rechtvaardigde dat werd ingestemd met de opzegging. Daarbij speelt een rol dat de beursmakelaar bij uitstek wist dat de klant elders moeilijk te verzekeren zou zijn en dat de beursmakelaar steeds berichten bleef sturen naar hetzelfde mailadres van waaruit maar geen reactie terugkwam. De beursmakelaar had de opzegging moeten verifiëren, al helemaal omdat de verzekeraars van de 55% dekking in feite geen bezwaar hadden tegen voortzetting van de dekking. Door dit niet te doen heeft de beursmakelaar onzorgvuldig en onrechtmatig gehandeld jegens de klant.
Dat de beursmakelaar alleen een overeenkomst heeft met de assurantieadviseur en niet met de beursmakelaar, staat er dus niet aan in de weg dat de beursmakelaar aansprakelijk en schadeplichtig is jegens de klant. De rechtbank overweegt hierover dat het dat de belangen van de klant zeer nauw zijn betrokken bij de overeenkomst tussen de assurantieadviseur en de beursmakelaar en dat de beursmakelaar daarom verplicht is zich in zijn handelen mede door de belangen van de klant te laten leiden. De klant mocht er ook op vertrouwen dat de beu rsmakelaar dat zou doen. Dit onzorgvuldige handelen moet aan de beursmakelaar worden toegerekend en de beursmakelaar is jegens het vergistingsbedrijf aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade.
De assurantieadviseur heeft ook een fout gemaakt richting de klant door niet adequaat te reageren op de aankondiging van de opzegging door de beursmakelaar op 28 november 2018 en door daarna niks te ondernemen om de opzegging tegen te gaan.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de assurantieadviseur en de beursmakelaar beiden (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de schade die het gevolg is van de opzegging van 55% van de verzekeringsdekking. In de onderlinge verdeling van de aansprakelijkheid komt de rechtbank erop uit dat de assurantieadviseur en de beursmakelaar elk de helft van de schade moeten betalen.
Plicht tot nader onderzoek?
Het uitgangspunt dat de assurantieadviseur gehouden is om informatie vanuit de verzekeringnemer met de beursmakelaar te delen, ontslaat de beursmakelaar niet altijd van het ondernemen van enige actie bij het uitblijven van een reactie van de assurantieadviseur. In dit vonnis oordeelt de rechtbank dat een beursmakelaar redelijkerwijs verplicht kan zijn om na te gaan waarom geen enkel antwoord wordt verkregen. Het is niet zo dat de beursmakelaar bij het uitblijven van een reactie ervan uit mocht gaan dat de assurantieadviseur (en de verzekeringnemer) instemde met de opzegging. Uit dit vonnis blijkt dat van een beursmakelaar, vanuit de gebruikelijke communicatienormen tussen professionele partijen, mag worden verwacht dat hij richting de assurantieadviseur initiatief neemt tot nader onderzoek en dat in situaties met hoge belangen mogelijk zelfs een plicht daartoe bestaat. De verzekeringnemer mag immers van de beursmakelaar verwachten dat deze zijn gerechtvaardigde belangen in acht neemt en daarnaar handelt. In de geschetste omstandigheden betekent dat dus dat de beursmakelaar actief moet nagaan of de verzekeringnemer instemt met een verstrekkende stap zoals een opzegging.
Auteurs
Manon Pluymen, Advocaat bij JPR Advocaten
Luuk Wassink, juridisch medewerker bij JPR Advocaten